Stikstof (N) |
Is de groeimotor van de plant (vegetatieve ontwikkeling). Bij een gebrek krijgt men geelverkleuring van de oudste bladeren en, in het algemeen, een slechte groei. Bij een teveel bestaat de kans op verbranding van de bladranden tot de gehele plant. |
Calcium (Ca) |
Zorgt voor een stevige structuur van de celwand, een gebrek geeft vaak het verbleken van bladranden. Heeft ook invloed op opname van sporenelementen. |
Fosfaat (P) |
Zorgt voor de vorming van eiwitten. is belangrijk voor wortelvorming, bloemen en zaadkwaliteit. Bij een tekort ziet men dat de stengels, bladstelen en nerven rood kleuren. |
Ijzer (Fe) |
Is essentieel voor de vorming van chlorofyl. Is vaak een probleem bij het oplopen van de pH waarde. Bij een gebrek krijgt men het verbleken van het blad en intens groen blijven van de nerven. Het komt voor op de jongste bladeren. |
Kalium (Ka) |
Is belangrijk voor het transport van elementen door de plant. Zorgt voor stevigere cellen door verhoging van de celspanning. Bij een tekort krijgt men de zogenaamde “randjesziekte”, de bladranden drogen op. |
Manganese (Mn) |
Is een katalysator. Er ontstaan meer problemen bij overmaat en in combinatie met een lage pH waarde. Men krijgt bruinzwarte nerven, bij een gebrek ziet men een “kerstboompatroon”. |
Magnesium (Mg) |
Is belangrijk voor het bladgroen en de stevigheid van de cellen. Bouwsteen voor enzymen. Een gebrek geeft een duidelijke vergeling tussen de nerven, meestal op de oudste bladeren. |
Borium (B) |
Zorgt voor de opbouw van cellen en stofwisseling. Geeft verdikte eindknoppen, die taai zijn en indrogen dit is te zien bij een tekort aan Borium. Het komt voornamelijk in de top van de plant voor. |
Zwavel (S) |
Is belangrijk voor de vorming van eiwit. |
Molybdeen (Mo) |
Is belangrijk om stikstof naar eiwit om te zetten. Bij een gebrek ( te lage pH waarde) ziet men misvorming van de bladrand, die lijk op vraatschade. |